afb.
dienstverband: 1 mei 1912 - 31 december 1959 (met pensioen)
Als jongeman van 18 jaar trad ik als jongste bediende in dienst van de Gruyter. Uit eenvoudige maar toegewijde ouders geboren zou ik waarschijnlijk niet voor kantoor-arbeid bestemd zijn geweest, ware het niet dat ik bijna 6 jaar voor priester mocht studeren op een Franse kostschool. Deze toevallig meegekregen algemene ontwikkeling werd de basis van hetgeen ik later zou bereiken. Ik was daardoor behoorlijk getraind naar lichaam en geest. Was vroeg zelfstandig, mede omdat ik mijn moeder in die jaren verloor - wist me op tijd te beheersen maar ook op tijd in behoorlijke termen te spreken. Gewend aan de studie kon ik later mog vele jaren naast mijn praktische arbeid gemakkelijk studeren en me bekwamen in de richtngen welke de vooruitgang vorderde. Aan de harde leer van mijn kostschool-jaren heb ik altijd en nu nog dankbare herinneringen bewaard. | 26 |
controle van de rekenkamer, had te doen met politie, rechtbank en raden van beroep, had fraude-gevallen te achterhalen en te doorstaan, alle leveringen door de boeren van Brabant moesten individueel worden betaald. Het aantal boekingsstukken besloeg de wanden van meerdere kamers. Dank zij enkele keurige en bekwame vrouwelijke assistenten (o.a. juffr. v. Dijk - later mevr. prof. dr. Noyons- en juffr. E. v. Roosmalen -dochter van de bekende Ch. v. Roosmalen) overwonnen we alle moeilijkheden zonder inmenging van buiten maar wel met dag en nacht te werken - hetgeen door de controlerende instantie in Den Haag ook financiëel goed gewaardeerd werd. Reeds na 2 maanden arbeid op dit kantoor werd mijn salaris met 100% verhoogd. Was dit object in deze oorlogsjaren voor de Gruyter een financiële uitkomst - toen het door gebrek aan artikelen in het winkelbedrijf minder goed ging - voor mij persoonlijk betekende het een blijvende voorsprong in praktische kennis en een voorrang op mijn leeftijdgenoten. Ik had deze gigantische proef goed doorstaan - had bekendheid gekregen in mijn omgeving zodat ik ook buiten de Gruyter aanbiedingen kreeg. Ik wist wat ik waard was en in die waarde werd ik door de Gruyter teruggenomen. Ik kwam direct op de afd. Centrale, de afdeling waar alle administratieve lijnen samenkwamen. Ik was toen 24 jaar en kon met het bereikte niveau tevreden zijn.
Successievelijk kreeg ik meerdere interessante opdrachten, ook bij onze ondernemingen in Duitsland en België, eerst als assistent van de heer Aarts, van wie ik zeer veel heb kunnen leren, later meer en meer zelfstandig.
Na enkele jaren op de centrale werd ik chef van de winkelafdeling, een zeer interessant terrein omdat ik veel direct contact met de winkels kreeg. Naarmate de opkomende mechanisatie steeds meer opdrong naar centralisatie van de administratieve organisatie, groeide ook mijn functie in die richting met het uiteindelijke gevolg dat ik de leiding kreeg van de hele administratie. Bestuderen der moderne methoden en de interne toepassing daarvan lag in mijn lijn, waardoor ik de hele organisatie in haar fondamenten leerde kennen en beheersen. Ik realiseerde mij daarbij al gauw, dat elke mechanisatie van klein tot groot wel het werk doet waarvoor ze gekocht wordt, maar dat het intern slagen daarvan afhangt van de diepte der controle-punten waarin ze binnen de interne organisatie verankerd wordt. Door vooral op dit gebied safe te werken genoot ik het vertrouwen van de directie en de medewerking van de collega's en er werd in het algemeen ook bereikt hetgeen we gepland hadden.
| 27 |
Mede door het steeds doorploegen van alle administratieve details, leerde ik als geen ander de waarde van ieders taak en bovendien de relatie van die taken tot elkander. Bovendien wist ik welke informaties elk onderdeel kon verschaffen en wanneer ze gereed konden zijn. Door op dit terrein over de gehele organisatie bij te blijven kon ik enerzijds een scherpe arbeidsplanning organiseren, welke vooral werkte bij abnormale omstandigheden (bij normale gang van zaken is dit geen prestatie) en anderzijds vermocht ik de uit de administratie voorkomende interessante en economisch noodzakelijke gegevens zodanig in een tijdschema te groeperen, dat er een zekere regelmaat ontstond in de zo hoog mogelijk opgevoerde voorlichting ten opzichte van de directie.
De bijna halve eeuw dat ik bij de Gruyter kon werken werd een stuk van mijn leven, in welk enorm tijdvak ik steeds met veel toewijding heb gewerkt. Achteraf gezien ging het allemaal spoedig voorbij. Ik werd door alle directeuren - zowel de vaders als de zoons - zeer gewaardeerd en met deze gedachte gewapend kon ik eind 1959 met volle tevredenheid met pensioen gaan. Mijn lichamelijke toestand was nog uitstekend an als zodanig werd ik niet tot weggaan gedwongen. De inmiddels verlopen 5 jaren hebben echter al zoveel wijzingen aangebracht, dat de gepensioneerden wel eens tegen elkaar zeggen: 'Ik ging juist op tijd weg'. Ook voor mij zal dit wel waar geweest zijn.
Op het moment dat ik dit schrijf is mijn jongste zoon Hans, na afgestudeerd te zijn in Tilburg, zijn stage bij 'de Gruyter' begonnen. Ik heb noch mijn zoon noch onze directie voor dit intreden bij de Gruyte beinvloed, hetgeen door beide partijen geapprecieerd zal zijn. Of dit 'tot bij de Gruyter blijven' uitgroeit, is vanzelfsprekend niet te zeggen. In het bevestigend geval zal het mij en mijn vrouw een groot genoegen zijn, wanneer onze naam - door successen van Hans - bij de Gruyter met ere zou worden gecontinueerd.
| 28 |
Het is niet de bedoeling dit jubileum als zodanig te releveren, maar we dachten dat het aardig zou kunnen zijn te laten lezen op welke uitgebreide wijze zo'n feest toen nog gevierd kon worden. Mede door uitbreiding der zaken en sterke groei van personeel en tevens ook door de sterk veranderende oorlogsomstandigheden kwam zo'n feest ook later niet meer voor. Na de dood van de heer Aarts, was ik een van de eerste medewerkers van de heer Bekkers, die praktisch de hele administratie aan mij overliet. Ik had al enkele belangrijke administratieve reorganisaties met succes doorgevoerd en trachtte me verdienstelijk te maken met het sonderen van onkosten en het toelichten van exploitatie- en fabricage-resultaten. Ik was dus een centrale figuur aan het worden met dientengevolge meer uitgebreide belangstelling voor mijn feest.
| 18 |
Na in 1920 als lid tot het koor te zijn toegetreden kwam ik in 1922 als secretaris in het bestuur en bleef dit tot 1950. Ik achtte toen de tijd gekomen voor jongeren te ruimen en stelde mij niet meer herkiesbaar. In deze 28 jaren heb ik deze functie met ambitie en genoegen waargenomen. Ik beijverde mij voornamelijk in het bevorderen en handhaven van een juiste verhouding tussen het klooster en het koor. Ik meen te mogen geloven, dat deze taak mij goed lag en als zodanig goed werk werd verricht. In al die jaren mocht ik de volle sympathie genieten, zowel van de zeer eerwaarde paters als van alle heren, wat mede tot uitdrukking kwam in een gulle en hartelijke viering van mijn zilveren lidmaatschap op 22 november 1945. Enige maanden nadien werd mij, na samenwerking tussen paters en geestelijkheid van mijn parochie, op grond van gecombineerde verdiensten het Gouden Kruis 'Pro Ecclesia et Pontifice' toegekend. Dit ereteken werd mij officieel overhandigd op 16 juni 1946 door de zeer eerwaarde pater Van Gassel, toen rector en de zeer eerwaarde heer pastoor Maas. Het was een indrukwekkend moment vooral voor mijn kinderen. Ik heb het dankbaar aanvaard mede als waardering voor het charitatieve werk van mijn vrouw. Bij mijn uittreden uit het bestuur is het mijn oprechte wens, dat het koor moge toenemen in prestaties en dat de onderlinge vriendschap moge blijven en is het mij verder een behoefte eenieder hartelijk te danken voor de sympathie en waardering, welke ik steeds mocht ondervinden. |
Paul Kriele, De Gruijter's Snoepje van de Week (1992) 7, 15, 73, 142, 212, 226
J.A.L. van de Sanden, Bedrijfsgeschiedenis I-V (1912-1968) I. 26-28; III. 18